Home

Werkwijze

Tekeningen

Schilderijen

Korte verhalen

Correspondentie

Design

Huisraad

CV

Publicaties

Contact

Exposities

Archief

 

 

Boerin Gorter

Boerin Gorter zat in haar keuken aardappelen te schillen toen er een gedicht door het keukenraam naar binnen rolde.
Op hetzelfde moment floot er een murmelwindje tussen haar benen vanuit haar groenhittende aarswaarde.
De boerin tilde haar linkerbil op en floot nog een melodietje over de rieten zitting.
De plof van het gedicht op het aanrecht had haar in de stemming gebracht.
"Aardappel 'k vin je zo lief", mompelde ze, "kusseke kus koudblote gele."
De natte aardappel tongzoende haar vol op de lippen, glibberend als een krinkelend winkelend waterding, waardoor de boerin erotische prikkels kreeg en naar haar boer verlangde die nog op de trekker zat. "Oh visseke vis met je vlam in de pijp," zwijmelde ze.
Ze waste de aardappelen en zette ze op het vuur met weinig water want het waren afkokers. Boerin Gorter was dol op afkokers, want daar moest je bijblijven tot het water volledig was verdwenen en de gladde aardappels droog, kruimbloemig waren opgebloeid. Zo voelde zij zichzelf dan ook, kruimbloemig opgebloeid achter haar fornuis, het stadium waarin boer Gorter haar ook nu aantrof en haar zoals altijd zijn handblanke blanktande, tja hoe moest je het zeggen, trantele koningin noemde.
"Nou eet het maar lekker op mallerd," zei ze blozend. "Ben je nog klaar gekomen met die akker?"
"Ja, de aardappels staan prachtig hooggleuvig zwartvorig aangeruld, hoe zal ik het zeggen, je begrijpt het wel."
De boerin begreep het wel, hoe meer hij stamelde en brabbelde des te meer hield ze van hem, haar boerobodoer.
Na het eten haalde de boer zijn pijp uit de vissekom, stopte hem met verse waterplanten en zei: "Zo, Evelien, klaar voor onder water?" "Oh, Herman wacht, ik kom zo, even m'n badmuts opzetten."

<     >